Ivan Graanoogst

‘Het is belangrijk om achter de waarheid te komen. Een waarheidscommissie zou ons aan de waarheid kunnen helpen, een strafproces niet. In 1986 was professor Waaldijk -inmiddels overleden – al bezig daar een plan voor te maken. Dat proces is afgebroken.’

Dit zegt ex-legerofficier Ivan Graanoogst als ik hem spreek op het terras van zijn woonhuis in Paramaribo-Zuid. In 1982 was hij Minister van Leger en Politie. In zijn tuin zie ik een bijzondere verzameling planten en dieren…

Hij slikt even. ‘Ik word emotioneel als ik over 8 december praat. De waarheid zou Suriname een heel eind op weg helpen. Het strafproces, dat er nu aankomt, zal ons die waarheid niet opleveren! Het wordt een lang slepend ding. Ik werk in Coronie en daar heb ik persoonlijk van mensen gehoord, dat ze in 1982 door enkelen die slachtoffer zijn geworden op 8 december, zijn benaderd om de militairen een lesje te leren.
Als ik het weet, moet justitie het toch ook weten! Waarom neemt men dat niet mee?
De militairen zijn echt niet op een dag als een stelletje idioten opgestaan en hebben gezegd: ‘Kom we schieten er vandaag een paar dood. Dat sluit ik uit. Er is iets anders gebeurd en dat moet onderzocht worden.’

‘Weet u, ik krijg sterk het gevoel, dat die lijst is opgemaakt door een paar politici, die zeggen: ‘Brap!’ Laten we een paar lastposten op die lijst zetten. Als we van ze af zijn, kunnen we ons gangetje gaan. Weet u hoe pijnlijk het voor de nabestaanden zal zijn, als zou blijken dat het een politiek ingegeven lijst is en dat je…,’ hij verheft zijn stem,
‘niemand kan vinden die je kunt straffen!’

‘Ik stond op die lijst. Toen ik het hoorde ben ik direct naar de Procureur-Generaal gegaan en heb gezegd, als u me hiervan verdenkt, moet u me ook direct laten opsluiten. Dan kan ik niet vrij rondlopen. ‘Waar werd u van verdacht,’ vraag ik hem.
Graanoogst somt op: ‘Dat ik geschoten heb, mensen onder bedreiging heb laten schieten en dat ik het brein achter de zaak was. Dat zijn zware beschuldigingen!’

‘Ik wilde van de procureur weten, wie het heeft onderzocht en wie ervoor gezorgd heeft, dat ik op die lijst terecht gekomen ben. Als ik erbij betrokken was geweest, had men direct van mij te horen gekregen waarom het is gebeurd. Zo ben ik!’ De Procureur-Generaal zei toen sussend: ‘Meneer Graanoogst, we zijn bezig, ga je verklaring afleggen. Het zal zo’n vaart niet lopen.’ ‘Een schande vind ik het, dat je iemand ongestraft zoiets kan aansmeren!’

‘Ik ben het natuurlijk gaan aanvechten. In de rechtszaal hoor ik van de Auditeur-Generaal dat uit het onderzoek is gebleken dat ik emotieloos de namen van de slachtoffers heb genoemd. Dat zou premier Neijhorst hebben verklaard. Iemand uit het militaire kamp zou gezegd hebben dat ik er zonder emotie bij stond, toen Bouterse het aan de manschappen vertelde. Zeeuw (een van de verdachten in het proces, JD) zou verklaard hebben dat ik de leiding had op Fort Zeelandia. Als ik had staan huilen, was ik dan niet op de lijst geplaatst?!’

‘Die verdachtenlijst! Ik ken ze allemaal en voor een paar kan ik mijn hand in het vuur steken’.
‘Kunt u wat namen noemen?’
‘Dick de Bie, Alibux, Imro Themen, Krolis…’
‘Maar hoe kan u dat zo zeker weten,’ is mijn vraag.
‘Het is niet hun ding, ik heb met ze gewerkt. Ik ken hun denkwijze. Dat is een ‘skinfiri’, dat voel ik, dat weet ik gewoon. Nee! No!’
‘U noemt Bouterse niet!’, zeg ik.
‘Bouterse geloof ik totdat het tegendeel is bewezen. Hij heeft me verteld dat hij niet in Fort Zeelandia was. Toen hij er aan kwam en zag wat er aan de hand was, heeft hij het leven van Fred Derby gespaard. Derby is dankzij Bouterse blijven leven! Bouterse zou het verhaal kunnen vertellen,’ zegt hij dan.
‘U bent toch bevriend met hem?’
‘Ja, dat klopt!’
‘Heeft u het hem dan nooit gevraagd?’
‘Nee!’
‘Ik kan me dat nauwelijks voorstellen’, zeg ik. ‘Dat wil je toch weten? U was in die tijd bovendien Minister van Leger en Politie.’
‘Ja, ik had moeten weten wat er speelde, maar ik wist het niet. Dat is misschien verwijtbaar, maar dat had met de communicatiekanalen en de structuur op het ministerie te maken. Ik hield me op dat moment met andere zaken bezig en toen ik wat hoorde, kon ik niemand bereiken. Nee, ik heb het hem nooit gevraagd. Het is een vervelende kwestie, daar praat je niet over. De eerste actie tegen deze daad kwam wel van de ministers! Bouterse is de dag erna nog in de Raad van Ministers geweest om het te vertellen.’
‘Wat zei hij precies?’, vraag ik.
‘Zijn woorden herinner ik me niet meer. Ik weet nog wel dat hij zei, dat er doden waren gevallen. Daar kreeg ik koude rillingen van.’

‘Als Bouterse het niet heeft gedaan, dan misschien Bhagwandas? Hij wordt toch niet voor niets de beul genoemd?’
Graanoogst lacht. ‘Zo gruwelijk was Bhagwandas niet. Zo gruwelijk was hij niet. Ik heb met hem gewerkt. Bhagwandas had één ding. Hij kon maar niet begrijpen waarom de samenleving zo verrot was. Dat 7 even ding (Ambtenaren, die even op hun werk verschenen, maar toch volledig betaald werden, JD) kon er bij hem niet in.’

‘…Kijk, op de lijst staan veel mensen van de Palu (een linkse politieke partij, JD). Als je de Palu de schuld wil geven, waarom staan de sleutelfiguren er dan niet op? En bij de militairen mis ik ook namen.’
‘Welke namen mist u dan?’
‘Ja ziet u,’ zegt Graanoogst, ‘daarom wil ik er niet over praten. Ik wil geen namen noemen’.
‘Ja, maar u brengt het zelf ter sprake’.
‘Ik wil er dit over zeggen: als ik die lijst zie, vraag ik me af waarom die sleutelfiguren er niet op staan.’
‘Waarom is dat?’, vraag ik.
‘Dat weet ik niet, maar ik denk dat de verdediging daar gretig gebruik van zal maken.’

‘Na het gebeuren is er op last van de Procureur-Generaal nog een onderzoek ingesteld. Het document is daarna opgeborgen in de kluis van De Surinaamse Bank. Dat document is nu verdwenen. Het lijkt me sterk, dat er maar één exemplaar van was.’

‘U bent toen weliswaar als minister opgestapt na de moorden, maar u ging weer terug naar het leger. Dat begrijp ik dan niet,’ zeg ik.
‘Je kan zeggen: ik verlaat het land na deze misstap of je kan proberen mee te werken aan de opbouw van het land. Je gaat niet bij de pakken neerzitten. Die afweging heb ik gemaakt. Daarna is zoiets nooit meer gebeurd.’
‘En majoor Horb dan?’
‘Wat is er met Horb?’ pareert hij.
‘Dat was toch na de moorden van 8 december,’ zeg ik ter verduidelijking.
‘Horb! Die heeft zichzelf van het leven beroofd. Dat is officieel komen vast te staan. Ja, de rol van Horb en alles er omheen, daar zou een onderzoek naar gestart moeten worden. Dat zal veel helderheid brengen, maar dat zal in dit strafproces niet ter sprake komen. Wat er op 8 december is gebeurd, dat alleen is aan de orde. Het middel, het was erger dan de kwaal’

Update: sinds 2010 is Ivan Graanoogst toegetreden tot het kabinet van president Bouterse en is chef presidentiële secretarie.

De chef  secretarie van de president is belast met: de bewaking van alle administratieve stukken, alvorens deze aan de president ter afhandeling worden voorgelegd; de monitoring van de afhandeling van stukken die verwezen zijn naar  interne afdelingen alswel naar instanties buiten het kabinet.

Het in overleg met de president vaststellen van het dagprogramma van de president; uit de door het administratief secretariaat geregistreerde aanvragen voor audiëntie bij de president, een selectie maken van afspraken voor de president en overige aanvragen rechtstreeks dan wel via het administratief secretariaat verwijzen naar andere functionarissen of instanties; het (doen) vastleggen dan wel het doen notuleren van vergaderingen en bijeenkomsten van de president; het informeren en waar nodig inschakelen van functionarissen en eenheden van het kabinet bij vergaderingen, afspraken c.q. activiteiten van de president; de bevordering van de interne en externe communicatie op en van het kabinet.

Afdelingen die onder de chef secretarie vallen zijn:
– het administratief secretariaat van de president;
– de afdeling protocol en ceremoniën;
– de afdeling informatie en communicatie

 

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *