Chandrikapersad Karpatoe

Boxel 25 juli 2008
Omstreeks 10.00 uur Surinaamse tijd betreedt de president van de Krijgsraad Cynthia Valstein-Montnor de rechtszaal, met in haar kielzog de andere rechters, de griffier en de auditeur-militair. Als eerste roept het OM de militair Chandrikapersad Karpatoe op als getuige.

Op 4 juli is Karpatoe ook al als getuige verschenen. Nu is hij door het Openbaar Ministerie (OM) opgeroepen als getuige tegen Desi Bouterse. Karpatoe volhardt dat hij Bouterse niet heeft gezien in het Fort. Hij is in die bewuste dagen ook niet in de buurt geweest van het kantoor van Bouterse.
Karpatoe was in 1982 administrateur van de Echo Compagnie. Zijn compagnie was al in mei 1982 in Fort Zeelandia getrokken. In tegenstelling tot wat ik eerder schreef, wordt de Echo Compagnie niet alleen bij calamiteiten ingezet, maar ondersteunen ze het leger ook op militair-technisch vlak.

Op de vraag van Irwin Kanhai, de raadsman van de hoofdverdachte, of hij Bouterse gezien zou hebben als Bouterse er was geweest op die bewuste decemberdagen, antwoordde Karpatoe: ‘Ja!’ Of hij Luciën Lewis, ook een cliënt van Kanhai daar heeft gezien? Het antwoord daarop is: ‘Nee!’ De raadsman is zichtbaar tevreden met deze antwoorden, heeft geen vragen meer en loopt naar zijn plaats terug.

Eerder die ochtend heb ik Karpatoe bij de aanmeldpost in de ogen kunnen kijken. Hij droeg een uniform en maakte een ontspannen indruk. In de rechtszaal staat hij kaarsrecht, zijn armen op de rug. Hij is nu minder ontspannen, praat zacht, aarzelt bij het beantwoorden van de vragen en weet zich aanvankelijk niet veel meer te herinneren.

Ik krijg de indruk dat dit de rechter verbaast, ze vraagt: ‘Wat heeft u dan wel meegemaakt?’ Hij vertelt dan, dat hij op 8 december na het alarm van zeven uur ’s morgens naar Fort Zeelandia is gegaan. Onderweg daar naar toe zag hij bij het radiostation Radika, dat in de nacht was afgebrand, een groepje mensen staan. Hij nam aan dat ze daar uit nieuwsgierigheid stonden. Radika werd in brand gestoken na een inval van militairen. De berichtgeving van het station zou opruiend zijn en de militairen stoorden zich daaraan.(JD)

Bij het Fort aangekomen zag Karpatoe dat er een verhoogde staat van paraatheid was. De mannen van de Echo Compagnie, waar hij toe behoorde, waren gekleed in gevechtstenue. Ze waren zwaar bewapend. Hij ziet dat, vraagt niets en gaat naar zijn kantoor. De rechter vraagt Karpatoe op een plattegrond van Fort Zeelandia aan te wijzen, hoe hij is gelopen naar zijn kantoor en waar zijn kantoor was. Dat was rechtsboven. Het lijken details, maar uiteindelijk zal op basis van deze gegevens, het gebeuren worden gereconstrueerd.

Als hij achter zijn bureau zit, komt soldaat Sabajo binnen en vertelt dat er mensen zijn gedood. ‘Den man klaar wan tu man’, zegt Sabajo letterlijk. Wie die mannen zijn die dat gedaan zouden hebben wordt niet duidelijk. Ze gaan samen kijken. Boven aan de rivierzijde ziet hij drie lichamen op hun rug liggen. Ze hebben schotwonden in het bovenlichaam. Hij ziet geen bloed. Van de drie omgebrachten kent hij alleen de militair Djiewansingh Sheombar.

Karpatoe gaat daarna naar zijn kantoor en weer vraagt hij niemand naar de toedracht. De rechter wil weten waarom niet. Het antwoord is simpel en blijft ook na doorvragen van de rechter: ‘Gewoon!’

Nog twee keer hoort hij schoten in het Fort. Hij begrijpt dat er weer doden zijn gevallen. Een keer omstreeks één uur in de middag en een keer tussen één en twee uur in de nacht. Hij gaat niet meer kijken. Wel zag hij, toen hij de wacht moest houden, acht lichtgroene bodybags. Hij kon niet zien wie erin lagen omdat de zakken waren dichtgeritst. Ze waren niet besmeurd met bloed.

Hij heeft ook nog een man in een gang zien zitten. Later toen er foto’s van de slachtoffers werden getoond, zou blijken dat hij André Kamperveen heeft gezien.
De man zat op ongeveer vier tot vijf meter van hem vandaan. Hij zag bleek. Af en toe zag hij hem opstaan en in de gang lopen. Ze hebben niet met elkaar gesproken.

Lea Kamperveen, de vrouw van André Kamperveen zit voor het eerst in de rechtszaal in Boxel. Ze is uit Nederland overgekomen. Op de bewuste avond zo vertelt een militair zou ze nog naar het Fort zijn gekomen met medicijnen voor haar man. Aan de poort krijgt ze echter te horen dat haar man de medicijnen niet meer nodig zou hebben.

Inmiddels heeft Karpatoe te horen gekregen dat niemand het Fort mocht verlaten. Van wie die opdracht kwam weet hij niet. Hij vermoedt van een van de kaderleden. Hij is in totaal twee tot drie dagen in het Fort gebleven. Hij heeft geen lijfwachten gezien.

Onderofficieren en enkele militairen die hij bij naam kent, hebben de lichamen wel gezien, weet Karpatoe. Hij noemt de namen. Het is slecht te verstaan, ik hoor…van Ravenswaay, Boldewijn, Jankiepersadsingh, Thijm…

Nee, er waren geen burgers in het Fort. Mevrouw Brakke-Geer, de secretaresse van Bouterse, heeft hij niet gezien, die kent hij ook niet.

De tweede keer dat hij schoten hoort, ligt hij in één van de barakken in Fort Zeelandia. Hij wijst de plek aan op de plattegrond. Hij heeft moeite met in slaap vallen. Hij voelt zich somber, maar niet bevreesd.
De volgende ochtend ziet hij jongens van de Echo Compagnie de lichamen inladen in een blauwe pick-up.

President Valstein-Montnor heeft genoeg gehoord en beëindigt het verhoor. U kunt zich afmelden. Karpatoe salueert. Valstein: ‘U kunt gaan’.