Pers aan banden
Boxel – Paramaribo, 25 juli- 27 juli 2008
Op 7, 8 en 9 december 1982 werden 15 tegenstanders van het militaire regime zonder vorm van proces geëxecuteerd. Vijf van hen waren de journalisten André Kamperveen, Bram Behr, Frank Wijngaarde, Jozef Slagveer en Lesley Rahman. Waarschijnlijk hebben ze niets anders gedaan dan berichtten over de wantoestanden.
Bouterse zegt, weliswaar als bevelhebber, verantwoordelijk te zijn voor wat er op en rond 8 december is gebeurd, maar zegt er geen enkele bemoeienis mee te hebben gehad. Hij was niet aanwezig bij de gebeurtenissen en heeft er ook geen opdracht toe gegeven.
Zesentwintig jaar later mag hij zijn verhaal doen, maar hij komt niet. Hij heeft geen vertrouwen in een eerlijk proces, niet in de president van de Krijgsraad en ook niet in de pers. Hij laat zijn advocaat het woord doen. Bouterse wil dat de president van de Krijgsraad Cynthia Valstein-Montnor van zijn zaak wordt afgehaald en dat de pers uit de zittingszaal wordt geweerd bij de behandeling van zijn zaak.
Over het wraken van de president van de Krijgsraad heb ik gisteren geschreven. Vandaag wil ik ingaan op het weren van de pers bij de behandeling van de zaak Bouterse. Ik zoek naar woorden om daar zonder emotie over te schrijven, maar het lukt mij niet.
Ik vind het ronduit beschamend. Dit kan echt niet in een rechtstaat! Door dit toe te staan zal Suriname internationaal volledig in haar hemd staan.
Het maakt duidelijk hoe Kanhai en Bouterse denken over de opvattingen en de rol van de pers. Dat is schrikken. Het grijpt me aan. Als je bedenkt dat de vermoorde journalisten, juist om hun journalistieke kritiek op het militaire bewind om het leven zijn gebracht.
Als Bouterse vindt dat hij door een leugenachtige pers in diskrediet is gebracht, had hij een aanklacht wegens belediging of smaad moeten indienen. Zo gaat dat namelijk in een rechtstaat.
De directe aanleiding voor het weren van de pers is een artikel dat op 9 juli in het dagblad De Ware Tijd verscheen. Bouterse stoorde zich aan de kop van het artikel en aan enkele passages uit het artikel.
De advocaat noemt het artikel leugenachtig en vindt dat het de belangen van zijn cliënt ernstig schaadt. Verder spreekt uit de kop van het artikel – Getuige Brakke-Geer: ‘Kinderen Bouterse in het fort tijdens executies’ – diepe animositeit. De waarheid is opzettelijk verdraaid. De krant en de betreffende journalist waren er op uit zijn cliënt te grieven en ernstig te benadelen in zijn belangen, aangezien de gewraakte passage suggereert dat de kinderen van Bouterse aanwezig waren bij de executies. ‘Dit heeft de secretaresse van Bouterse nooit verklaard’, zegt Kanhai met stemverheffing.
In De Ware Tijd stond dat Eleonore Brakke-Geer, de secretaresse van Bouterse in het vooronderzoek heeft gezegd: ‘Eigenlijk heb ik dit mede kunnen afleiden uit hetgeen de kinderen van Bouterse, die op het Fort Zeelandia-complex woonden, vertelden, dat er op iemand geschoten was geworden’. De president van de Krijgsraad heeft deze passage in de zitting van 4 juli ook letterlijk zo voorgelezen. Mevrouw Brakke-Geer heeft toen bevestigd achter de verklaring te staan.
Na het verschijnen van het artikel zou mevrouw Brakke-Geer bij Kanhai geweest zijn omdat ook zij verontwaardigd was over de weergave van haar verklaring in de krant.
De kritiek richt zich op De Ware Tijd, maar Kanhai wil alle pers uitsluiten. Kanhai geeft drie opties: alle pers dient geweerd te worden, zo niet, dan De Ware Tijd en als de Krijgsraad daar niet mee akkoord gaat, dan maar de betreffende journalist van het artikel.
Het is de tweede keer dat de pers ter sprake komt in Boxel. Op 4 juli werd dezelfde journalist al door de Krijgsraad aangesproken op vóórpublicatie uit de getuigenverklaring van mevrouw Brakke-Geer. De pers wordt gevraagd voorzichtig om te gaan met inhoudelijke verklaringen.
Naar aanleiding van het betoog van Irwin Kanhai vraagt de president een reactie van Roy Elgin, de aanklager. Die vervangt John Mohammedamin, die wegens ziekte niet aanwezig is. Elgin ziet geen reden om de pers te weren. De zittingen zijn openbaar. Bovendien geeft het wetboek duidelijke richtlijnen hoe een strafrechtelijk onderzoek moet plaatsvinden en hoe een rechter tot een vonnis moet komen. Hij ziet niet hoe de media dat door middel van berichtgeving kunnen beïnvloeden.
In de zittingszaal zit ik naast Greg Sitaram, de journalist van het bewuste artikel. Hij reageert in eerste instantie laconiek, maar geeft later toe dat de kritiek hem als journalist wel raakt. Waar komt die animositeit vandaan, vraag ik hem. Dat weet hij niet. In ieder geval is er van zijn kant geen sprake van vijandigheid. Noch naar Kanhai noch naar Bouterse.
‘Weet je’, zegt hij, ‘het is simpel, Kanhai doet zijn werk en ik ook’. Ik ben het daar helemaal mee eens. President Valstein-Montnor doet vandaag geen uitspraak over dit incident. Ze wil eerst de beslissing van het Hof van Justitie over haar wraking afwachten.
In Memoriam: Op woensdag 30 juli 2008 ontvangen we het droevige bericht dat de aanklager, de auditeur-militair Mr. John Mohammedamin is overleden. Hij werd 61 jaar. Mohammedamin was kort geleden met hartklachten in het Academisch ziekenhuis opgenomen. Zijn dood zal het proces waarschijnlijk niet vertragen. In Suriname is er geschokt gereageerd op zijn dood.