Sammy Monsels
Eindelijk is het zo ver. Hij mag zijn verhaal doen voor de Surinaamse krijgsraad op 29 oktober. Als getuige! Dat had hij liever anders gehad. Hij was sportinstructeur in het Nationaal Leger van Suriname. In de nachten van 7, 8 en 9 december 1982 was hij in Fort Zeelandia toen 15 prominente Surinamers zonder vorm van proces werden ge-executeerd. Hij heeft de schoten gehoord en op de 9de december een aantal lichamen in bodybags naar het mortuarium gebracht. Hij heeft commandant Gorré (later bevelhebber) nu een van de verdachten en de militair Roy Tolud vlak na de eerste schoten in het Fort gezien. Ik spreek hem in Nederland voor hij als getuige naar Suriname vertrekt.
Hij was door nabestaanden op de lijst van verdachten geplaatst, zegt hij. Drie jaar geleden wordt hij echter door een technische fout van de verdachtenlijst gehaald. Daar is hij niet blij mee. Toen hij het hoorde is hij direct naar Suriname gevlogen om daar protest tegen aan te tekenen, maar hij was te laat…
In Suriname krijgt hij een hondse behandeling. Hij wordt met de nek aangekeken. Hij wil niet door vormfouten vrijgepleit worden, dat maakt de verdachtmaking erger, vindt hij. Het blijft aan je kleven, daar kom je niet makkelijk meer van af.
Een paar weken geleden wordt hij gebeld door de Nederlandse justitie of ze langs kunnen komen. Ik heb ze voor de deur bij de brievenbus ontvangen en kreeg mijn dagvaarding overhandigd. Tegen wie hij moet getuigen, vraag ik. Het is een heel rijtje… hij denkt diep na en somt ze aarzelend op: Gorré…Bouterse, Kempes, Dendoe, Brondenstein, Lewis, Rozendaal. Er staan nog een paar namen in de dagvaarding, maar die weet hij niet meer. De dagvaarding heeft hij thuis liggen.
Waren ze op 7, 8 en 9 december 1982 aanwezig in Fort Zeelandia? Heb je ze gezien, vraag ik. Het is 28 jaar geleden en ik heb mij er daarna niet zo meer mee bezig gehouden. Hoe kan je dingen nog weten? Maar het was zo traumatisch wat jullie daar meemaakten, zeg ik, dat blijft toch in je geheugen gegrift! Ik neem aan dat ze er waren, zegt hij, maar wanneer en op welke tijdstippen, dat kan ik niet exact zeggen. Ik blijf aandringen. Hij denkt na en zegt: Brondenstein heb ik niet gezien! Rozendaal weet ik niet zeker, maar Gorré, Bouterse, Kempes, Dendoe en Lewis heb ik in die dagen wel gezien.
Wij bivakkeerden al enige tijd in Fort Zeelandia. Ik wilde er weg en vroeg mij steeds af, wanneer zijn we hier klaar. Ik zat in training voor de Olympische Spelen en had mijn slaap hard nodig. ( Monsels was sprintkampioen in Suriname en Nederland) Niet slapen is funest voor je prestaties. We deden niet veel en ik greep daarom elke gelegenheid aan om te slapen.
Waar deed je dat ? Beneden in het onder-officierenverblijf. Ik zat er met nog een paar mensen. Wie weet ik niet meer. Hoe groot was die ruimte dan, vraag ik. Niet zo groot ongeveer 3 x 4 meter. Er stonden een paar britsen en wat ander meubilair.
Laat in de avond van de 8ste december ga ik met commandant Dendoe en nog een militair, de laagste in rang, een verdachte ophalen, vertelt hij. De opdracht komt van Bhagwandas. Ik ben niet gealarmeerd, want ik zie het als een routineklus. We halen vaker verdachten voor verhoor op. Ik wist de naam niet en kende de verdachte ook niet. Dendoe wist de naam. Later zou ik de man die ik moest ophalen van foto’s uit de krant herkennen. Het was de advocaat Baboeram.
Bij het huis wordt het hek op ons verzoek opengedaan. Buiten blaffen honden. De hond op het erf ook. De militair die mee is wordt woest, gaat door het lint en schiet de hond dood. Ik zie hoe verward de militair is, maar ook dat hij high is. Daar schrik ik van.
Dendoe vraagt mij om me over de militair te ontfermen. Hij doet dat heel formeel. Helemaal volgens de regels. Zo ken ik Dendoe ook. Hij zegt: Sergeant Monsels, neem de zorg van deze man op je! Dit is tegen de opdracht. Ik wil geen doden binnen hebben.
Ik loop met de man iets van het huis weg en probeer hem te kalmeren. Brada, relax, relax! Hij zei toen: Ja, sergeant, y’a leti. (vertaald: u heeft gelijk)
We lopen de trap op en gaan naar binnen. Wie open doet weet hij niet meer. Ik heb de vrouw des huizes wel even gezien. Buiten kijken de buren mee. Die zijn waarschijnlijk door de schoten gealarmeerd.
Baboeram vraagt wie de opdracht voor zijn arrestatie heeft gegeven. Dendoe zegt, dat de opdracht van het militaire gezag komt. Baboeram vraagt dan of hij zich mag aankleden. Dat mag. Dendoe loopt daarop met hem mee naar de slaapkamer. Er wordt niet meer gepraat, ook niet tijdens de rit naar het Fort. Daar hebben we hem aan de dienstdoende militairen overgedragen. Ik heb hem niet meer gezien. Ik weet nog dat ik dacht toen ik hem zag lopen, zo’n fragiele man, wat kan die nou gedaan hebben.
In de nacht horen we opeens schoten, kort vuur! Achter elkaar uit meerdere wapens. Dat hoorden we die nacht vaker. Dat geluid! Ik hoor het nog! Je weet niet wat er zich afspeelt, je hebt geen flauw benul. Dat het ernstig is voel je intuïtief wel aan. Je vraagt je af wie erbij betrokken zijn.
Kort na de eerste schoten komt Gorré binnen. Hij is belast met de zorg voor zijn eigen militairen in het Fort. Ik vergeet zijn woorden nooit meer… Hij zei: Volgens mi den sutu den man jongoe.( vertaling: Ik denk dat ze die mannen hebben doodgeschoten ). Dat vermoedde ik al, maar dacht: Nee, het kan niet! Tijdens het schieten blijft Gorré bij ons. Dat vond ik solidair. Er wordt niet gepraat, het is stil in de onder-officiersruimte, we zijn in shock.
Later komt Tolud naar buiten en zegt: Dem man no ben abi fu tjiri den man. Ze hadden die mannen niet hoeven doden. Kende je Tolud, vraagt hij mij. Ik weet dat Tolud één van de coupplegers was in 1980 en dat hij in 1999 onder verdachte omstandigheden is verdwenen. Nou, dat was een grote zwarte, intelligente man, zegt Monsels. Een a-sociale Mandingo. een echte vechter! Van hem had ik zo’n opmerking niet verwacht. Maar dan weet je ineens ook heel duidelijk: Nee, hier sta ik niet achter, dit kan niet!
Op de ochtend van de negende december zijn er transporten. Majoor Ruimveld, later minister, coördineert het. Hij zoekt vrijwilligers om naar de kazerne te gaan. Ik wist niet waarvoor, maar ik meld me aan. Waarom deed je dat, vraag ik. Nou, ik wilde uit het Fort weg, het benauwde me. Of hij nog iets heeft gezien, vraag ik hem. Nee, ik heb de doden niet gezien, wel de bodybags waar ze in zaten.
Ik ging naar de kazerne en reed daar vandaan met de pick-ups naar het mortuarium. In mijn pick-up zaten nog twee militairen. Ik ken hun namen niet.
Bij het mortuarium aangekomen stond een schreeuwende mensenmenigte ons op te wachten. Er wordt dan actie van je verwacht, je moet de mensen van de voertuigen afhouden. Je wordt weer militair en schakelt je gevoel uit en roept: Blijf op afstand! Daarna keerden we terug naar het Fort.
Na ontvangst van de dagvaarding komt de auditeur militair, Roy Elgin, met secretaresse, nog hoogst persoonlijk uit Suriname over om de formele zaken met Monsels door te nemen. Elgin vindt het belangrijk dat Monsels komt getuigen, maar benadrukt dat je als getuige niet verplicht bent te verschijnen. Dat verbaast Monsels, maar hij hoeft niet overgehaald te worden, hij wil graag gaan. Er gaat van hieruit nog een team agenten mee naar Suriname, voor de veiligheid, denkt hij.
Het enige dat ik persoonlijk wil, zegt Monsels, is een formele verklaring dat ik protest aanteken op het verwijderen van de verdachtenlijst. Alleen dan krijg ik een fair trial. Die verklaring zal ik hoogstwaarschijnlijk niet krijgen, maar ik hoop wel dat ik de gelegenheid krijg om mijzelf vrij te pleiten.
Naschrift: Getuigen in het buitenland hoeven inderdaad niet te verschijnen. Hun verklaringen zijn onder ede afgenomen door de rechter commissaris, die de missie naar Nederland leidde. De verklaringen zijn rechtsgeldig materiaal dat in het proces gebruikt kan worden.
Amsterdam, oktober 2009